Mijn verblijf in Elena zat er op. Het volgende verblijf wat ik had geboekt was een hotel in Arbanasi. Kamer met ontbijt in hotel Perla.
Voordat ik verder schrijf wil ik eerst nogmaals benadrukken dat mijn beschrijvingen mijn persoonlijke indrukken zijn en geenszins als objectief waardeoordeel moeten worden gezien. (Dit naar aanleiding van een reactie die ik ontving) Ik heb me gerealiseerd dat een vluchtig bezoek aan een dorp waar ik niemand ken (en soms niemand zag) iets heel anders is dan langere tijd ergens verblijven, zeker als je er iemand kent of contact maakt met de bewoners.
Arbanasi werd geprezen in de reisgids en op internet, dus dit moest echt iets bijzonders zijn. Ik reed een route vanaf Elena naar Mindya, en via Merdanja, Lyaskovets en Gorna Orjahovica naar Arbanasi. Gorna Orjahovica is een stad, de rest zijn eerder dorpen. Lyaskovets was naar mijn smaak een aardig plaatsje met een goed onderhouden dorpsplein. Onderhoud maakt wel het verschil als het om een eerste indruk gaat. Ik heb heel wat dorpen en stadjes gezien in Bulgarije waar de tand des tijds decennia lang ongestraft zijn gang heeft kunnen gaan, met als resultaat vervallen dorpspleinen, verkrotte huizen en vergane glorie. Als je dan in een plaats komt waar wél aandacht is besteed aan hoe het er uitziet, zelfs als dat is gedaan met wat simpele viooltjes in betonnen bakken, maar die er fris bij staan omdat ze iedere dag water krijgen, dan is dat welhaast een verademing.
Ik reed Arbanasi binnen vanaf een hoog bergplateau waar een zendstation met een imposante verzameling antennes uitkeek over Gorna Oryahovitsa. Iets verderop was een wanstaltig bouwwerk neergezet wat een kasteel moest verbeelden maar het overduidelijk niet was.
Het hotel had ik ditmaal snel gevonden. Alleen leek het verlaten op een werkster na, die blijkbaar wel wist dat ik zou aankomen die dag. Ze gaf me een sleutel en maakte met gebaren duidelijk dat ik naar boven moest, 2e etage kamer 14. Koffer uit de auto halen en lekker even opfrissen voordat ik wat te eten zou gaan zoeken. Een lift was er niet, dus werd het tillen naar boven. De kamer (en-suite) had een balkon met uitzicht over de achtertuin met leeg zwembad. Gelukkig was er ook een koelkastje. Het hotel had betere tijden gekend, dat was duidelijk. Misschien dat het niet eens zo lang geleden was gebouwd of gerenoveerd, maar met goedkope materialen die niet erg duurzaam waren. Wat belangrijk was, was dat het er rustig was, een comfortabel bed had en dat ik ontbijt zou krijgen de komende dagen.
Het was tijd voor een late lunch, dus was het zaak om het centrum van dit dorpje te vinden. Dat bleek gelukkig niet moeilijk en redelijk dichtbij. Eetgelegenheden, schouder aan schouder en aan beide zijden van de straat. Ondanks dat alles open was leek er maar weinig klandizie. Ik maakte een keus en stapte een restaurant binnen waar ik iets te eten bestelde. Gelukkig stonden er foto’s bij de gerechten en ik koos voor iets wat een stoofschotel leek met bonen. Al met al smakelijk, vooral met een goed glas koud bier.
Bier, er is geen gebrek aan in Bulgarije. Nou ben ik niet meer zo’n bierdrinker sinds ik op mijn gewicht moet letten, maar hier is een koud biertje drinken heel aangenaam. Deze eerste dag in Arbanasi was op 18 mei 2018. Toen ik een dikke week geleden uit Nederland vertrok was het 12 graden, hier is het 24 graden en het is pas lente. De echte warmte moet nog komen. Mijn vrouw had bepaald dat ik Kamenitza bier maar eens moest proberen want volgens de Russische social media was dat een goed biertje. Gelukkig is het ook een van de meest verkochte bieren en dus overal verkrijgbaar.
Terug naar Arbanasi. Het leek er op dat er maar een paar wegen begaanbaar waren voor auto’s, de rest bestond uit steegjes met middeleeuws plaveisel. Eigenlijk deed heel Arbanasi erg middeleeuws aan, 13e eeuws om precies te zijn. In die tijd moet het gesticht zijn. De huizen, voor zover ze zichtbaar zijn vanaf de weg, ogen indrukwekkend in hun pracht en praal. Het was duidelijk dat Arbanasi ooit (en wellicht nu nog) een welvarend stadje was. Helaas, als je door de steegjes slentert, is het vaak lastig om te zien wat er zich achter de hoge muren aan de straatkant bevindt.
Buiten de restaurants zijn er verschillende huis-musea en er is een prachtig kerkje, de geboortekerk, maar je mag de er niet in fotograferen. Buiten deze kerk zijn er volgens de reisgids nog 6 kerkjes. (Arbanasi is blijkbaar groter dan ik dacht) Hier en daar zijn souvenirwinkeltjes. Ook liep ik langs een dame die op een doek wat souvenirs had uitgestald (kettinkjes, geweven bandjes en andere prullaria, vermoedelijk made in India) en ik zag een man in klederdracht met een accordeon, die een sigaretje stond te roken. Al snel werd duidelijk waarom deze lieden zich her en der strategisch hadden opgesteld: Waar je het dorp in komt is een plein wat groot genoeg is om een paar touringcars te parkeren. Hier wordt met enige regelmaat een buslading Aziaten geloosd en vakkundig opgevangen door een gids die de horde Chinezen of Japanners vervolgens langs de voornaamste bezienswaardigheden leidt. Zodra de groep ergens een hoek om wordt geloodst begint de muzikant te spelen, worden de prullaria op het kleed geschikt en staan de verkoopsters in de deuropeningen van hun souvenirwinkeltjes klaar om de naïeve toeristen naar binnen te lokken. Het was een geoliede machine die door jarenlange ervaring bijna als vanzelf liep. De touringcar rijdt ondertussen naar het andere einde van het dorp waar de horde na een restaurantbezoek weer de bus in wordt geloodst. Tegen die tijd staat de volgende bus alweer op het plein om zijn lading Aziaten te lossen.
Tijd om terug te gaan naar het hotel. Ondertussen waren er nog twee mensen verschenen, een jonge dame die redelijk goed Engels sprak en vertelde dat ze 6 jaar in het Verenigd Koninkrijk gewoond had, en die mij voorstelde aan een gezette man die aan een tafeltje in de eetzaal zat te roken. Hij was de eigenaar van het hotel. Hij trok een stoel naar achteren en gebaarde dat ik moest gaan zitten. Hij riep iets naar een deuropening achter in de eetzaal, waarschijnlijk de ingang naar de keuken, van waaruit de werkster verscheen met een glaasje. Ik kreeg Rakia ingeschonken uit een wijnfles. Geen legale Rakia maar eigen stook. Op de televisie was een voetbalwedstrijd aan de gang waar de man blijkbaar naar zat te kijken. Hij sprak geen woord Engels, maar toch hadden we enigszins een gesprek. Hij was in zijn jonge jaren ook voetballer geweest, daarna was hij politieagent geworden en na zijn pensioen had hij het hotel gekocht. Hij bevestigde mijn vermoeden dat ik de enige gast was. Het restaurant was derhalve nog niet geopend deze tijd van het jaar. Komend weekend zou het wel drukker worden. Ik vroeg om een glas wijn, dat kon gelukkig wel. Daarna ben ik naar mijn kamer gegaan om nog even van de namiddagzon te genieten op het balkon, een middagdutje te doen en daarna weer naar een restaurant om wat te eten. De WiFi werkte wel, dus even de vrouw op de hoogte gebracht van mijn omzwervingen en daarna op tijd naar bed.
Mijn verdere verblijf in Arbanasi en de uitstapjes die ik van hieruit naar de oostelijke en noordelijke delen van de provincie Veliko Tarnavo ga maken, beschrijf ik in mijn volgende blog.